For our heritage and freedom ! Home | About | Contact | Vincent De Roeck | Liberty Quotes | The Free State | In Flanders Fields | Nova Libertas | Feeds |

Gelijke kansen in België ?

Op woensdag 12 april 2006 vond er een drama plaats in het Brusselse centraalstation. De 17 jarige autochtoonse jongen Joe Van Holsbeeck werd door allochtoons voorstadtuig aangesproken. "Beertje" - zoals Joe in zijn scoutsgroep genoemd wordt - reageerde beleefd en zonder ook maar een racistische opmerking te maken, ontaardde het gesprek in een ordinaire diefstal. De Maghrebijnse jongeren hadden het op zijn MP3-speler (met een straatwaarde van een schamele paar honderd euro's) gemunt. Joe werd tot vijf maal toe met een mes in de borstkas gestoken. Joe overleed in het ziekenhuis aan zijn verwondingen. Deze roofmoord schokte de ganse natie. Iedereen haastte zich om niet als laatste zijn verontwaardiging te uiten. De premier onderbrak zijn agenda om de ouders persoonlijk van woord te zijn. Zelfs de moslimgemeenschap trok eens niet onmiddellijk partij voor de eigen geloofsgenoten. Brussels parlementslid Fouad Ahidar liet zelfs een aantal citaten optekenen die perfect inpasbaar waren in een doorsnee Vlaams Belang-brochure. Niemand had ook maar een goed woord over voor de - nog steeds voortvluchtige - moordenaars van Joe Van Holsbeeck. Ook de lafheid van de honderden omstaanders op het perron en de inertie van onze leiders biedt stof tot nadenken.

Ik wou de onbeweeglijkheid van bepaalde aasgieren zoals het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding aan de kaak stellen. Ik ben er immers rotsvast van overtuigd dat deze roofmoord alles te maken had met racisme. Joe had nog geleefd indien hij van Maghrebijnse afkomst geweest was. Joe had nog geleefd als hij Arabisch gesproken had of de Islamleer aanhangig was. Joe beging in de ogen van zijn belagers een kapitale fout die de doodstraf verdiende. Hij was blank en ongelovig. En volgens mij is zo'n moord dus een duidelijke daad van racisme.

Het Centrum Leman dacht daar echter anders over. Zij wentelden zich maar al te graag in - wat De Standaard noemt - een oorverdovende stilte. Het Centrum houdt zich op de vlakte of zelfs helemaal afzijdig. In de ogen van het Centrum heeft het leven van een autochtoon immers minder waarde dan dat van een allochtoon als het op de beteugeling en bestrijding van racisme aankomt. Een uit de handen gelopen gezinsruzie - waartoe de zaak NVV-Remmerie in se te herleiden viel - verdient echter wel onmiddellijke en onvoorwaardelijke steun van het Centrum dat maar al te graag het principe van twee maten en twee gewichten hanteert! Hun laksheid indachtig, heb ik dan ook een brief (zie infra) opgesteld en aan het Centrum overgemaakt in de hoop alzo van hen een verklaring te krijgen. Tot vandaag hebben ze nog geen kick gegeven. Misschien zijn ze te druk bezig met prioritaire zaken, zoals het opvrijen van Kifkif en het voorbereiden van hun aanklacht tegen Filip De Winter? Of wachten ze misschien nog op een nieuwe getuige die de vermoorde Joe van racistische provocatie beschuldigt om dan als een betonmolen over de nagedachtenis van het onschuldige kind te rijden? Een dergelijke morbide perversie had ik zelfs van het Centrum niet verwacht.

Mijn brief aan het Centrum ging als volgt.
Ik stel U deze vraag i.v.m. de recente brutale roofmoord in een Brussels station op een autochtoonse jongen door twee allochtoonse boefjes die het op zijn MP3-speler gemunt hadden. Dit voorval werd in het lang en het breed in de media uitgesmeerd, beschreven en becommentarieerd. Ik ga er dus vanuit dat U de feiten kent.

De antiracismewet beteugelt o.a. het bedrijven van discriminatie jegens persoon of groep bij het leveren of bij het aanbieden van een levering van een dienst, van een goed of van het genot ervan. U kan niet ontkennen dat het recht op privaat eigendom en het recht op een eigen fysische identiteit twee belangrijke steunpilaren zijn waarop onze moderne verlichte democratie gebaseerd is. De intrieste en tragische gebeurtenis in het Brussels station is duidelijk een aanfluiting van deze beide grondrechten.

Elke burger heeft het recht te blijven leven. Elke burger heeft het recht een MP3-speler te bezitten en te gebruiken. In casu werd het genot van deze twee grondrechten door de moordenaars aan het slachttoffer ontzegd. Ik schrijf U echter niet omwille van de miskenning van deze twee grondrechten in se maar omwille van het raciale element dat U - als overheidsgebonden waakhond - in overweging moet nemen. Het is Uw bevoegdheid en plicht.

Deze beide moordenaars miskenden het slachtoffer het genot van zijn recht op leven en van zijn recht op eigendom. U kan niet ontkennen dat een dergelijk iets klaarduidelijk valt onder de omschrijving van het hierboven geciteerde artikel uit de antiracismewet. Het enige wat dus nog dient te gebeuren om Uw betrokkenheid in casu te kunnen aantonen, is het bewijzen dat deze daad geinspireerd werd door raciale opvattingen.

De allochtoonse moordenaars miskenden de rechten van een autochtoonse jongen. Deze slachtpartij had nooit plaats gehad moest het slachtoffer van een Maghrebijnse afkomst geweest zijn. Dit ontkennen, is het ganse voorval ontkennen. Zoals het neersteken van een joodse Chassibidem-jongen automatisch "racisme" impliceert (en terecht!), zoals het met de dood bedreigen van een Moslima-werkneemster automatisch geassocieerd wordt met racisme (en terecht!), zo moet dit gruwelijke incident ook onmiddellijk en onvoorwaardelijk gekoppeld worden aan de raciale verschillen tussen belagers en slachtoffers. Het raciale element miskennen, is de ouders van het slachtoffer een tweede maal tormenteren, is het slachtoffer een tweede maal doodsteken.

Daarom vraag ik U - als officiele anti-racismeorganisatie - wat Uw plannen zijn hieromtrent. Stelt U zich burgerlijke partij zoals in de andere zaken? Of verkiest U de volledige afzijdigheid? Ik denk alvast - als open en tolerant liberaal - dat de feiten voor zichzelf spreken en dat de autochtoonse afkomst van het slachtoffer hem tot de dood veroordeeld heeft. Alvast bedankt voor Uw spoedig antwoord.
Het Centrum zal in deze zaak eindelijk eens kleur moeten bekennen. Gelijke kansen is een mooie facade om het wangedrag van bepaalde bevolkingsgroepen te blijven dogen. Sociale achteruitstelling is een mooi excuus om crimineel gedrag te kunnen blijven goedpraten. De rassenrellen in Borgerhout, Toledo, Sydney en Parijs liggen ons nog vers in het geheugen. Ook de cartoonrel en de islamterreur bestendigen enkel onze vooroordelen jegens de meest middeleeuwse godsdient van het moment. Moet iedereen op elk perron voortaan angst hebben voor verdachte moslimjongeren? Moet iedereen in elke trein voortaan opletten om niet zoals in Zuid-Frankrijk op nieuwjaarsdag door een bende moslims verkracht te worden? Of moeten we hen blijven doodknuffelen in het kader van het gelijke kansenbeleid? Joe Van Holsbeeck kreeg van zijn moslimbelagers toch ook geen kans.

Het Centrum heeft mijn klacht nooit behandeld, noch heb ik ooit ook maar enig antwoord gekregen, zelfs niet eens een eenvoudige bevestiging van ontvangst. Het Centrum verdedigt dus duidelijk ieders belangen, maar niet die van mij. Is dat op zich geen racisme?

Meer over het CGKR op www.diversiteit.be.

2 Reacties:

At 00:13 Anoniem said...

Vincent, het waren geen Noord-Afrikanen, maar Polen. Ok, ook nog wel migranten, maar niet het soort dat jij zo graag over dezelfde kam scheert. Wat doe je eigenlijk bij de VLD? Je teksten staan garant voor een verkiesbare plaats op de VB-lijst! Al aan gedacht?

 
At 20:26 Anoniem said...

Laat dit opiniestuk van Jozef De Witte tot je doordringen!

De stigmatisering van Noord-Afrikanen, van moslims, van zigeuners doet in de nasleep van de moord op Joe Van Holsbeeck pertinente vragen rijzen over onze manier van samenleven, schrijven Jozef De Witte en Patrick Charlier.

HET fatale geweld tegen Joe Van Holsbeeck heeft veel reacties losgemaakt. Ook het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding heeft vele oproepen ontvangen waarvan de aard sterk veranderde naarmate het onderzoek vorderde. De eerste reacties benadrukten dat het duidelijk ging om racisme tegenover autochtone Belgen, terwijl men nadien, in de manier waarop de daders beschreven werden, de onbetwistbare uiting zag van racisme tegenover Noord-Afrikanen. Dat contrast riep bij ons enkele bedenkingen op, net als het feit dat niet alle dramatische gebeurtenissen dezelfde hevige emoties en media-aandacht losmaken. Want wie weet dat onlangs nog een jonge Afrikaan stierf bij de diefstal van zijn gsm?

De 'etnisering' van de persoonsbeschrijving van de daders (,,jonge Noord-Afrikanen'') heeft vrij snel expliciete en bedekte commentaren in de hand gewerkt over het racistische karakter van de feiten. Joe zou, volgens de aanhangers van deze stelling, niet vermoord zijn als hij van Noord-Afrikaanse origine zou geweest zijn. Geen enkel element laat tot op vandaag toe te veronderstellen dat de feiten gepleegd werden vanuit een racistisch motief. Die mogelijkheid moet natuurlijk onderzocht worden door de speurders, maar een verschil in origine tussen een dader en een slachtoffer kan, op zich, nooit voldoende zijn om te besluiten dat er sprake is van racisme. Iedere klacht of bewering dat er sprake is van racisme, moet telkens geobjectiveerd worden door elementen die dat racisme aantonen. Dat is een noodzakelijke voorwaarde vooraleer de antiracisme- of antidiscriminatiewet van toepassing kan zijn, een wetgeving die bedoeld is om alle burgers te beschermen.

Velen zijn op een verkeerd been gezet door de persoonsbeschrijving van de daders die door de gerechtelijke autoriteiten bekendgemaakt en door de media overgenomen werd. Er was bijna geen twijfel over mogelijk dat het om jonge Noord-Afrikanen ging. Alsof in het collectieve onderbewustzijn de gelijkstelling ,,jonge Noord-Afrikanen is gelijk aan crimineel'' leeft. De stigmatisering van die bevolkingsgroep was groot. En zelfs al zouden de daders van die origine geweest zijn, dan nog kan men daaruit geen collectieve verantwoordelijkheid of schuld afleiden. De spijtbetuigingen en de excuses die hun aangeboden werden, moeten zeker in herinnering gebracht worden en zijn nodig om het morele leed te compenseren.

Een tweede amalgaam deed nadien haar intrede. Net zoals eerst de Noord-Afrikanen werden nadien de moslims met de vinger gewezen. Alsof de Belgische moslims zich beperken tot enkel Noord-Afrikanen. Dat is de realiteit van de Belgische islam ontkennen die, naast een belangrijke Noord-Afrikaanse gemeenschap, eveneens bestaat uit Turken, zwarte Afrikanen, Oost-Europeanen, bekeerlingen, Aziaten en waarvan sommigen uit deze religieuze cultuur atheïst of agnostisch zijn.

Vandaag moet men zich hoeden voor de verleiding om het ene amalgaam te vervangen door het andere. Er is geen enkele reden om alle onderdanen van voormalige Oostbloklanden te criminaliseren, en dat met inbegrip van hun minderheden. Evenmin geldt dat voor alle vreemdelingen die zich op administratief vlak in een precaire situatie bevinden. Het gaat over onjuiste stereotypes die niet alleen een gevoel van onrechtvaardigheid, afwijzing en frustratie kunnen veroorzaken, maar die ook haatgevoelens kunnen aanwakkeren en kunnen leiden tot discriminaties en tot verdoken of bloedig geweld.

Er zijn in de tussentijd een reeks vragen gerezen die onze manier van samenleven in vraag stellen, zelf al blijkt nu dat zij niets te maken hebben met de dood van Joe.

In de eerste plaats is het evident dat een racistische houding niet eigen is aan één groep of aan een meerderheid. Geen enkele groep kan zich beroepen op een van nature uit open, gastvrije en respectvolle instelling. Het leren samenleven, de aanvaarding van de andere in zijn verschillen en gelijkenissen vormen zowel een collectieve als een individuele verantwoordelijkheid. Behoren tot een minderheid verhoogt natuurlijk het risico om geconfronteerd te worden met discriminatie, maar het ontslaat die minderheid niet van zijn verantwoordelijkheden en rechtvaardigt geen gedrag of uitlatingen die indruisen tegen de antiracisme- of antidiscriminatiewetgeving.

De tweede vraag is misschien nog gevoeliger. Is een etnische lezing van de criminaliteit aanvaardbaar, gerechtvaardigd en werkbaar? Hoe kan men tegelijkertijd ieder amalgaam en elke veralgemening afwijzen tegenover een bevolkingsgroep en anderzijds een reële of ingebeelde werkelijkheid in aanmerking nemen die ons door sommigen wordt voorgespiegeld? Maskeert een in hoofdzaak etnische aanpak geen andere factoren die bepalend zijn voor criminaliteit: de gezins- en de sociaal-economische situatie, de vervolgingspolitiek van politie en parket? Maar wanneer men de etnische invalshoek op een niet-stigmatiserende wijze combineert met andere factoren, kan dat dan niet toelaten om meer aangepaste preventiemechanismen uit te werken in bepaalde situaties?

We moeten in elk geval lessen trekken uit de initiatieven die al op het terrein genomen zijn. Zij kunnen de basis vormen voor een praktijk en een beleid die tot doel hebben de sociale cohesie te versterken door criminaliteitspreventie en door het responsabiliseren van sociale actoren. We denken bijvoorbeeld aan de cellen diversiteit die door sommige politiediensten opgericht werden, aan de buurtvaderprojecten,

Ondanks het gewelddadig karakter van de feiten en hun tragische afloop, ondanks de beoordelingsfout die gemaakt werd over de origine van de daders, ondanks enkele pogingen tot recuperatie, heeft onze samenleving, in haar geheel, blijk gegeven van gematigdheid, van een grote maturiteit en van een grote verantwoordelijkheidszin. Het Centrum erkent en waardeert de buitengewoon waardige en respectvolle houding en de burgerzin van de familie en de vrienden van Joe. Het ondersteunt de oproepen tot dialoog en engageert zich om hier nog actiever aan bij te dragen.

 

Een reactie posten