Johan Norberg schrijft in zijn boek "Leve de globalisering!" het volgende:
Armen gaan niet altijd gebukt onder armoede. Vele definities van het begrip armoede zijn relatief. In plaats van de graad van armoede te bepalen, zeggen ze hoe arm iemand is in vergelijking met anderen. Eén omschrijving die vaak gebruikt wordt is bijvoorbeeld de definitie van de UNDP die zegt dat je arm bent als je minder hebt dan de middelste inkomensklasse in het land waar je woont. Dat betekent dat een 'schatrijke' Nepalees in een welvarend land als de Verenigde Staten zo arm als een kerkrat zou zijn. Zulke relatieve cijfers kunnen niet internationaal met elkaar vergeleken worden. Wie in de Verenigde staten als arm wordt beschouwd leeft daarom nog niet in wat wij armoedige omstandigheden zouden noemen. 72% van de arme Amerikaanse gezinnen hebben één of meerdere auto's, 50% beschikt over airconditioning, 72% bezit een wasmachine, 20% een vaatwasser, 60% een magnetronoven, 93% een kleurentelevisie, 60% een videotoestel en 41% woont in hun eigen huis (de armoede slaat alleen op het vast inkomen, eigendom wordt daar niet bij opgeteld).Een andere vraag die je je kunt stellen over de armoede in de VS is hoe groot de sociale mobiliteit is. M.a.w. in hoeverre kun je als arme student opklimmen naar een beter inkomen? Vele studenten kunnen als arm worden bestempeld maar in de meeste gevallen is hun armoede tijdelijk en stijgt men snel op de sociale ladder. In India daarentegen, waar men nog een kastensysteem kent, kun je als 'onaanraakbare' veel studeren maar is je sociale mobiliteit veel kleiner dan in de VS. Verder zijn vele armen in de VS immigranten (ongeveer 1 miljoen per jaar) die weliswaar arm zijn maar aanzienlijk rijker dan men was in het land van herkomst. Het lijkt daarom niet terecht hun armoede te wijten aan het Amerikaanse economische systeem. Eigenlijk zou je hun relatieve rijkdom moeten danken aan het Amerikaanse systeem. Het is ook niet vreemd dat het land één van de populairste emigratiebestemmingen is voor mensen in de Derde Wereld.
Thomas Sowell schreef over sociale mobiliteit in de Verenigde Staten het volgende in zijn boek "The vision of the anointed":
Studies die bepaalde individuen volgden door de tijd, hebben aangetoond dat de meeste Amerikanen niet in een zelfde inkomensgroep blijven gedurende hun leven of zelfs gedurende een tijdspanne van tien jaar. Zowel de top 20 procent die meestal aangeduid worden met "de rijken" als de onderste 20 procent - "de armen" - vormen een constant veranderende groep individuen. Een studie naar inkomensbelasting toont aan dat meer dan viervijfde van de personen in de onderste 20 procent van diegenen die in 1979 hun belastingformulieren inleverden niet meer in die groep zaten in 1988. Net iets meer mensen hadden de topgroep bereikt in 1988 dan er onderaan bleven. Zeker is dat individuen na verloop van negen jaar ook negen jaar ouder zijn en waarschijnlijk ervaring, vaardigheden, senioriteit of promoties hebben opgedaan.Dat iemand in de VS (of waar dan ook) arm is heeft vaak ook te maken met de persoon. Niet iedereen is gelijk en sommige mensen hebben minder cognitieve kwaliteiten. Dan is het begrijpelijk dat men geen hoog inkomen kan verwerven. Daarbij komt dat grote groepen mensen onverantwoordelijk gedrag vertonen waarvan het resultaat is dat men arm wordt. Zo kent de VS relatief veel tienermoeders of éénoudergezinnen. De zwarte bevolking is relatief arm in de VS maar meer dan tweederde van alle zwarte kinderen groeit op in éénoudergezinnen (was “slechts” 30% in 1960, dus vóór alle sociale programma's van de Great Society-farce). In die gevallen zou je kunnen stellen dat hun armoede min of meer zelfverkozen is. Wie vier kinderen baart maar geen betrouwbare duurzame partner selecteert kan de overheid moeilijk haar armoede verwijten.
Wat betreft de armoede onder zwarten kan echter wel enige zware kritiek worden geuit op het Amerikaanse systeem. Maar deze kritiek is tegengesteld aan wat gangbaar is. Zo kent ook de VS minimumlonen. De economen Walter Block en Milton Friedman beschreven de desastreuze gevolgen van deze wetten voor de onderkant van de samenleving. Zo betoogt Block in "Het vette kapitalistische zwijn van een werkgever":
Zo op het eerste oog is de wet op het minimumloon geen werkgelegenheidswet, maar een werkloosheidswet. Zij verplicht een werkgever er niet toe om een werknemer aan te nemen tegen het minimumloon of welk ander loon dan ook. Zij dwingt de werkgever om de werknemer niet aan te nemen tegen bepaalde loonniveau’s, namelijk die onder het wettelijk minimumloon. Zij dwingt de werknemer ertoe, hoe graag hij ook een baan zou aannemen voor een salaris dat onder het minimumloon ligt, de baan niet aan te nemen. Zij dwingt de werknemer die de keuze heeft tussen een laag betaalde baan en werkloosheid, te kiezen voor werkloosheid. De wet verhoogt evenmin de lonen; zij kapt gewoon de banen weg die niet aan de standaard voldoen.Ook econoom en Nobelprijswinnaar Milton Friedman keert zich tegen de minimumloonwetten. Hij beschouwt de minimumloonwet als één van de ergste, zoniet de allerergste anti-zwartenwet die er is.
Eerst zorgt de overheid voor scholen waar veel jonge mensen voor het grootste deel zwarten, zo'n slecht onderwijs krijgen dat ze geen goed loon kunnen verdienen. Dan bestraft ze hen een tweede keer, door te voorkomen dat ze hun arbeid tegen een laag loon aanbieden om de werkgevers ertoe te brengen hen tijdens het werk op te leiden. En dat allemaal zogenaamd om de armen te helpen.Zou de Amerikaanse overheid meer moeten doen voor de armen in het land? Hoewel je dat gevoelsmatig zou denken is dat niet de oplossing. Henry Sturman schreef in zijn artikel "Negen nadelen van de verzorgingsstaat (en één voordeel)":
Charles Murray (bekend van The Bell Curve) publiceerde in 1984 Losing Ground, een uitgebreide analyse van het Amerikaanse sociale beleid. Het bleek dat hoe meer sociale programma's er kwamen, hoe groter het aantal armen, werklozen en alleenstaande moeders. Volgens Murray hebben uitkeringen een groot demoraliserend effect. Als mensen niet meer voor zichzelf hoeven te zorgen, verliezen ze zelfrespect en worden ze lui en afhankelijk. Murray concludeert dat het afschaffen van de verzorgingsstaat niet alleen goed zou zijn voor de mensen die er de belasting voor betalen, maar ook voor de armen die erdoor in de armoedeval terechtkomen. (…) Toen Murray's boek verscheen, waren zijn ideeën nog erg controversieel. Maar een jaar of tien later waren ze gemeengoed geworden in Amerika. Tijdens Clinton's presidentschap werd de bijstand drastisch verlaagd en werden de toelatingseisen een stuk strenger. Tussen 1993 en 2000 halveerde het aantal mensen in de bijstand en het aantal armen.Dat de overheid, teneinde de armoede te bestrijden, minder de armoede moet bestrijden is contra-intuïtief. Het druist in tegen ons verkeerdelijk beeld van common sense. Echter, als we iemand in onze eigen omgeving persoonlijk helpen komen we er snel achter welke hulp slaagt en welke faalt. Hulp is namelijk enkel geslaagd als het een einde maakt aan de noodzaak tot hulp. Als particuliere (lees: vrijwillige) hulpverleners zullen wij zo snel mogelijk de ontvangers ervan op eigen benen willen zien staan. Aangezien wij dan ons eigen geld uitgeven zullen wij snel merken wanneer een hulpbehoevende gewoon lui is of ongeïnteresseerd. De overheidsinstanties die zich met armoedebestrijding bezighouden staan ver van hulpbehoevenden af. Afgezien van het nadeel dat daardoor de hulp onpersoonlijk wordt en geïnstitutionaliseerd stimuleert het fraude en afhankelijkheid. De hulpbehoevenden worden als klant gezien en omdat men uiteraard liefst zoveel mogelijk klanten heeft zal het aantal hulpbehoevenden niet afnemen maar juist doen toenemen. De cijfers in Nederland en de VS wijzen dat nu ook uit. Het wordt hoog tijd dat de achterliggende logica van oorzaak en gevolg algemener bekend wordt.
Als de overheid werkelijk wat wil doen om de armoede te bestrijden, kan zij het beste de barrières wegnemen die voorkomen dat mensen hun eigen positie verbeteren. Helaas kun je van een monopolistische organisatie als de overheid, wiens werk het juist is regels te maken en belasting te heffen, niet eenvoudig verwachten dat men regels afschaft en belastingen verlaagt.
Dit artikel van Frank Karsten verscheen ook op MeerVrijheid.nl.
Meer teksten van hem op www.frankkarsten.nl.
5 Reacties:
- At 16:42 Anoniem said...
-
De dubbelmoraal van de VS behandelt Dhr. Karsten natuurlijk niet in deze tekst. Om kennis te kopen en niet zelf aan te maken heeft als gevolg dat:
1. Een samenleving die geld en moeite stopt in kennisoverdracht en zelf de vruchten niet kan plukken van een boomgaard die men zelf heeft aangelegd, daardoor stabilisering van kennis, wat zeer frustrerend is uiteraard.
2. De moedeloosheid en zinloosheid die daardoor ontstaat heeft tot gevolg dat een samenleving die wel kennis overdraagt en aanmaakt, haar motivatie verminderd, en in het slechtste geval stopt.
3. Europa en de leegloop van haar kennis, doordat de VS superlonen uitkeert aan onze hooggeschoolden.
4. Volgens minister Fientje Moerman zijn er ongeveer 300.000 Europese wetenschappers in de VS.
5. Neem een deelstaat van de VS met evenveel inwoners als Vlaanderen en ga daar kijken met hoeveel topuniversiteiten ze daar zitten, met kop en schouder steken we er bovenuit!
6. Ook veel rijke oliestaten hebben de mogelijkheid om kennis aan te maken, maar teren liever op de kennis van anderen, een gevolg van wanbeleid, zolang de olievoorraad strekt natuurlijk.
7. De “plundereconomie” van de VS, bijgestaan door haar militair machtsapparaat maakt het mogelijk om deze wanpraktijken nog zeer lang vol te houden.
8. Neoliberalen, libertariërs en marktfundamentalisten maken misbruik van Europa.
Dat is mijn visie op de VS en zijn gebrek aan eigen kunde, maar het wel schitterend weet te verbloemen met wapengekletter en het weglokken van alle denkers uit de wereld. Ooit is Rome daaraan ook tenonder gegaan... - At 20:13 Anoniem said...
-
Uiteraard kan je met je dollar in het ene land meer kopen dan in het andere. Om verschillen in levensstandaard tussen de verschillende landen te kunnen vergelijken gebruiken economen het begrip ‘purchasing power parity’:
Volgens het CIA World Fact Book:
“ Purchasing power parity (PPP). A method of measuring the relative purchasing power of different countries’ currencies over the same types of goods and services. Because goods and services may cost more in one country than in another, PPP allows us to make more accurate comparisons of standards of living across countries. PPP estimates use price comparisons of comparable items but since not all items can be matched exactly across countries and time, the estimates are not always ‘robust’. “
De wereldwijd gemiddelde PPP ligt op USD 7600. De Nederlandse PPP ligt op USD 26900. De Belgen zijn rijker met USD 29000 PPP en de Amerikanen nog rijker met USD 36300 PPP. De Luxemburgers behoren met USD 44000 PPP tot de rijkste mensen ter wereld. Tot de armste landen ter wereld behoren Oost-Timor, Sierra Leone en Somalië (PPP rond USD 500). Snelgroeiende ontwikkelingslanden zoals India (USD 2540 PPP) en China (USD 4600 PPP) hebben nog even te gaan voor ze bovengemiddeld rijk zijn geworden.
Dit gewoon even ter verduidelijking van de armoedegraadmeters. - At 00:09 Anoniem said...
-
Laatst op tv gezien: belastingconsulente met nog twee andere banen. Werkte 70 uur per week, had geen schulden en was zuinig. Toch moest ze een beroep doen op liefdadigheid omdat ze niet genoeg overhield om voedsel te kopen. Ja, ze had wel een auto. Die had ze hard nodig om op tijd te verschijnen op het volgende baantje. Dat is ook Amerika. Sinds ze haar derde baantje had, kon ze eindelijk een ziektekostenverzekering betalen. Als je in Europa 70 uur werkt voor het minimum uurloon, dan heb je een heel aardig salaris.
Kortom, Amerika is een fijn land voor de elite die een topbaan weet te bemachtigen. Maar een kutland voor de gewone man. Aangezien ik bij de laatste groep hoor, ben ik blij dat ik in Europa woon. Ik vind het een fascinerend land, ga er graag met vakantie. Maar hier is het beter. - At 10:18 Anoniem said...
-
Hans, ik geloof eerlijk gezegd geen fluit van jouw verhaal. Welk programma was dat? Wat voor banen had ze? Hoeveel verdiende ze daarmee? Hoeveel mensen onderhield ze?
- At 13:59 Anoniem said...
-
De VS wordt nog steeds door rechts-radicalen als Dhr. De Roeck en Dhr. Karsten voorgesteld als een rijk land, het land van de "American Dream" waar iedereen die niet rijk geboren is, ook rijk kan worden. "Leven, vrijheid en geluk", dat zou aangeboden worden door de Amerikaanse droom. Maar geldt dat ook voor de 35,9 miljoen Amerikanen die vandaag in armoede leeft? Laten jullie je leiden door reactionnaire teksten als deze van Frank Karsten?
Een ander Amerikaans cijfer (van Commondreams.org) maakt duidelijk hoe de klassenstructuur van onze samenleving opgevat is. De rijkste 1% van de Amerikaanse bevolking bezit meer dan de armste 95% van de bevolking. Maar zoiets vergeten Dhr. De Roeck en Dhr. Karsten met alle plezier te vermelden, omdat het aantoont dat de VS "allesbehalve het land van Cocagne is" (niet mijn woorden, maar die van amerikanofiel Marc De Vos).
Deze gigantische kloof tussen rijk en arm kan niet blijven groter worden zonder te leiden tot sociale explosies. De arbeiders en jongeren in de VS zullen niet blijven toelaten dat hun levensstandaard blijft dalen. Ze kunnen zich dat niet permitteren en zullen verzet moeten bieden. Hopelijk kan ons sociaal Europa hen daarin ondersteunen.