For our heritage and freedom ! Home | About | Contact | Vincent De Roeck | Liberty Quotes | The Free State | In Flanders Fields | Nova Libertas | Feeds |

De Ringelingschat als kritiek op de belastingsstaat

Willy Vandersteens 'De Ringelingschat' is een pareltje van sociale kritiek zoals er maar weinig geschreven (en getekend) zijn. Het album is een briljante satire op de naoorlogse belastingsstaat, met zijn mooie beloftes, hoge belastingen, en zelfzuchtige machthebbers. Lambik, tante Sidonia en Suske en Wiske komen in het bezit van een mysterieuze drinkhoorn. Die voert hen naar het gebied van Xanten aan de Rijn, waar ze door een visioen beneveld worden. De Tijd verschijnt er, in de gedaante van een oude man, en die legt het gezin op 'bladzijde XIIe eeuw' onder de woorden "'t Is nu maar te hopen dat ze er iets leren", zegt hij, "want die lui van de atoom- en belastingtijd kunnen een les uit het verleden best gebruiken!".

Zo belanden onze helden in de Rijnstreek van de 12e eeuw. Daar wordt Lambik aangezien voor Bikfried (een knipoog naar de held Siegfried uit het Nibelungenlied), een baby die volgens de legende in een mandje de Rijn was afgedreven en voorbestemd was ooit een beroemd drakendoder te worden. Lambik bewijst zich als Bikfried door het zesbenige paard Bobard te temmen. Het gezin vestigt zich in de stad.

Suske en Wiske doen een verkennende wandeling en maken zo kennis met een belastingontvanger die de asemmers met het goud van de belastingen ophaalt. Als Wiske hoort wat de man aan het doen is, zegt ze lachend "Dat zou bij ons niet lukken!". Suske vraagt of ze aan de belastingontduikers denkt, waarop ze antwoordt: "Nee, maar het leven is bij ons zo duur tegenwoordig, dat veel mensen niet eens een asemmer meer kunnen kopen". De belastingontvanger legt uit dat koning Hagen Kart-Offel het belastinggoud gebruikt om de Ringelingschat te spijzen. Die moet dienen om de moerassen te dempen, waarna men er vruchtbare grond van zal maken. Als Wiske in het moeras de schat ziet liggen, roept ze uit: "Nou zeg! Als je die belastingen zo eens op een hoop ziet... dan is het nogal wat, niet?". Waarop Suske verzucht: "Ja maar... ze weten hier tenminste wat ermee gebeurt!".


In het kasteel maken we kennis met de koning en zijn vrouw Brunhilde, die haar gemaal om nieuwe kleren vraagt: "Ik draag nu al twee jaar dit katoentje! Wanneer krijg ik eens een nieuwe jurk?" Als de koning antwoordt dat de schat dient om het moeras te dempen, reageert de konigin: "Pff... Moerassen dempen voor het volk! Waar gebruiken ze nu nog de belastinggelden voor het welzijn van het volk?" Ze spoort hem aan om de schat te gebruiken als oorlogskas om meer gebieden te veroveren en daar opnieuw belastingen te heffen. Een ringelingridder valt haar bij, en merkt terloops op dat Bikfried erg tegen de belastingen en zeer populair is. De koning organiseert een feestmaal en nodigt de helden uit om Bikfried "eens te ondervragen".

Op het feestmaal raakt Lambik inderdaad in gesprek met koning Kart-Offel. Die vertelt hem dat de Ringelingridders geen belastingen hoeven te betalen omdat ze het land besturen. Lambik reageert: "Dat is onzin! Besturen is werken en wie werkt, moet belastingen betalen!" De koning antwoordt dat de ridders toch de Ringelingschat voor het volk bewaren, waarop Lambik de gemoederen helemaal verhit: "Zo? ...En blijft er niets aan hun vingers kleven, Sire?" Als het paard Bobard komt binnengestormd met het nieuws dat de Ringelingschat verdwenen is en het moeras leeg, beschuldigen de Ringelingers Lambik ervan dit te hebben gedaan, omdat hij tegen de belastingen is. Er ontstaat een gevecht en Suske en Wiske roepen de hulp in van de stadsburgers. De koning krijgt het benauwd en zegt dat het allemaal een grapje was, bedoeld om Lambik te testen. Hij slaat Lambik vervolgens tot Ringelingridder. Die is vereerd en belooft om de vermoedelijke dief van de schat, de legendarische draak To-Tal-Krieg, op te sporen.

Na weken speuren heeft Lambik de schat nog steeds niet gevonden en de winter zet in. De Koning belooft Lambik om de nieuwe belastingen voortaan in de kelders van zijn slot op te bergen en te laten bewaken door de Ringelingers. In de lente, beweert Kart-Offel, zou Lambik To-Tal-Krieg wel vinden. Vandersteen informeert de lezer: "Aldus geschiedde. De nijvere inwoners zwoegden, dokten, en in de kelders van het slot groeide bij iedere inzameling de nieuwe schat... De Ringelingers vierden de hele winter door feest."

Suske en Wiske, die ondertussen op het kasteel wonen, bespreken de zaak. Suske spreekt schande van de Ringelingers die maar "feesten en fuiven van de nieuwe schat, bijeengewerkt door de bevolking". Tegen Wiske verklaart hij plechtig dat hij te trots is om te leven van de arbeid van anderen, en hij besluit in de stad te gaan werken. In de leer bij een houtsnijder(1) leert Suske dat de Ringelingers mogelijks zèlf de schat hebben doen verdwijnen. De draak To-Tal-Krieg is te log om de schat zelf te hebben opgegeten in het moeras, iemand moet die naar hem toe hebben gebracht.


Suske vraagt aan Wiske om op het kasteel eens na te gaan of die nieuwe schat wel veilig in de kelders ligt. Wiske vraagt hem waarom de mensen dat zelf niet doen - "het is toch hun geld!". Suske antwoordt: "Er is met het volk niets te beginnen! Ze maken steeds ruzie onder elkaar... het lijkt wel of ze tegen elkaar opgestookt worden!". Wiske laat zich in de kelders van het kasteel smokkelen en ontdekt dat de schat door holdwergen - handlangers van een mysterieuze gemaskerde - wordt weggesmokkeld.

Vandersteen brengt ons naar het moeras, waar we ontdekken dat de gemaskerde de Ringelingschat voert aan To-Tal-Krieg. In ruil daarvoor slaat de draak een bres in de rotsmuur die de grens is met het territorium van een andere stam. Lambik valt de draak aan en brengt haar de doodsteek toe, onder de woorden "De doodsteek aan To-Tal-Krieg, het onbeschaafde monster! Met heel mijn hart... en met al mijn kracht!". Lambik komt echter te laat, er is reeds een diepe kloof in de rotsmuur geslagen, en Hagen Kart-Offel verschijnt met een ruiterbende Ringelingers. De Koning roept: "Alarm! To-Tal-Krieg is dood!! ... Maar er is een bres in de muur, die ons tegen onze machtige buren beschermen moet! We worden bedreigd! We moeten hen voor zijn! Valt hun land binnen!". Lambik, onkwetsbaar door het drakenbloed van To-Tal-Krieg, springt in de bres en houdt op zijn eentje het hele leger tegen.


In de ontknoping van het verhaal leren we dat de Ringelingers zelf het belastinggeld gestolen hadden om het buurland te veroveren. Vandersteen vertelt ons dat de leugens van het zesbenige paard Bobard het volk voor de strijd moest winnen. Lambik verklaart plechtig aan koningin Brunhilde: "(...) ons volk wil wel belastingen betalen ... maar niet ... om ermee te laten knoeien of om er een stomme oorlog mee te betalen!". De gemaskerde, die niemand minder dan Koning Kart-Offel zelf blijkt te zijn, probeert Lambik met een speer het zwijgen op te leggen, maar Wiske's popje schanulleke redt hem van de dood. De doodgewaande Lambik, net van zijn doodsbed verrezen, spreekt ons toe: "Een belastingbetaler mag niet sterven! Hij moet leven... werken... en betalen... dat is zijn lot... maar protesteren... luid protesteren als er met zijn centen geknoeid wordt, dat is zijn recht!". De vorst en de Ringelingers moeten voor straf zelf het moeras dempen, en het leugenachtige paard Bobard wordt gemuilkorfd.

In 'De Ringelingschat' toont Willy Vandersteen zich als een begenadigd verteller, die op een complexe manier geschiedenis verweeft met actualiteit, actie, humor en satire. Vandersteen had ook een scherpe kijk op de werking van samenleving en overheid, een kennis die hij in dit album op verschillende plaatsen deelt met de lezer.

Het volk van Xanten aan de Rijn betaalt braaf haar belastingen, omdat het gelooft dat dit geld goed gebruikt zal worden: de moerassen zullen worden gedempt en de vruchtbare akkers die ervoor in de plaats komen staan symbool voor toekomstige welvaart. Later wordt duidelijk dat de overheid het volk misleid heeft: de schat wordt voor de persoonlijke belangen van de heersende klasse gebruikt.


We zouden hier een verwijzing in kunnen zien naar het nieuwe systeem van gesocialiseerde verzekering, dat vijf jaar voor het uitkomen van 'De Ringelingschat' in de Belgische wet was geschreven. Bij de sociale zekerheid is het inderdaad zo dat men aan de belastingbetaler belooft zijn geld veilig te bewaren zodat hij in de toekomst van ziekenzorg, kinderbijslag, betaalde vakanties en een pensioen kan genieten. Wat het geval is in 'De Ringelingschat', en wat vandaag de dag meer en meer blijkt in ons land, is dat dit geld helemaal niet netjes bewaard wordt.

In de periode vlak na de oorlog werden vele grote beloftes gemaakt, en Vandersteen begreep dat de kans klein was dat die zouden worden nageleefd. Hij zag in dat machthebbers vaak het vertrouwen en het geld van de mensen winnen door hen niet na te komen beloftes voor ogen te houden.

Waarom gaat de belastingbetaler zelf niet op zoek naar wat er met zijn geld gebeurt? Scenarist Vandersteen komt met een simpel antwoord: de mensen zijn misleid en worden tegen elkaar opgestookt. De verpersoonlijking van dit bedrog is het zesbenige paard Bobard, dat iedereen leugens vertelt en mensen bespionneert in ruil voor wat suikerklontjes van Koning Hagen Kart-Offel. De metafoor is eenvoudig en het punt duidelijk: de man in de straat wordt vaak misleid door foute informatie, tot hem gebracht door mensen die met zijn eigen belastingen betaald worden.


In het album worden nog andere personages opgevoerd die persoonlijk voordeel hebben aan het instandhouden van het gezag van de koning. Zo zijn er de Ringelingers, huurlingen van de koning. Zij zitten mee in het complot van het 'veilig bewaren' van de schat en worden daar royaal voor betaald. Vandersteen verwijst herhaalderlijk naar de feestvierende ridders, en laat Lambik opmerken hoe deze hun vrouwen ("slagschepen") vol juwelen hangen.

Tenslotte is er ook Koningin Brunhilde, die uit pure hebzucht haar gemaal aanspoort om zijn macht verder uit te breiden. Willy Vandersteen zag in dat de belastingstaat mee in stand wordt gehouden door mensen die daar persoonlijk voordeel bij hebben, en dat die mensen vaak meehelpen om de onmogelijk te verwezenlijken of ronduit leugenachtige beloftes van de machthebbers levend te houden bij de bevolking.

Oorlog is een belangrijk thema in 'De Ringelingschat'. Het hele verhaal is een persiflage op het Nibelungenlied, dat in Duitsland meehielp om de nationalistische trots te herstellen na de Eerste Wereldoorlog. Zo werd de 'Dolchstosslegende', over hoe drakendoder Siegfried de dolk van Koning Hagen in zijn rug kreeg, door de NSDAP gebruikt om electoraal bij te spinnen (De Duitse veteranen van de Eerste Wereldoorlog werden voorgesteld als vergeten en verraden; 'in de rug gestoken'.).

Vandersteen stelt oorlogsvoernig niet voor als iets heldhaftigs, maar eerder als iets laag bij de gronds. Door het album heen wordt oorlogsvoering steeds opgevoerd als een middel om de belangen van machtshebbers te behartigen. Vandersteen creëert met het beeld van de logge en belastingverslindende draak To-Tal-Krieg een krachtige metafoor voor de oorlogsmachine: oorlog kost veel geld, en het wordt steeds in gang gezet en geleid door specifieke personen, die vaak zelf niet voor de kosten opdraaien. Zo stookt Koningin Brunhilde haar man op om ten oorlog te trekken, zodat ze "tenminste eens iets nieuws [kan] kopen om aan te trekken" - een cynischer motivatie is moeilijk denkbaar. Ook voor de Ringelingers is oorlogvoering iets triviaals: Vandersteen laat de ruiterbende van Koning Hagen Kart-Offel ten strijde trekken onder het "kwelen" van het zoetgevooisde "Blonde Mientje heeft een hart van prikkeldraad!". Vandersteen doorzag dat oorlog, en ook de 'totale oorlog' zoals hij die persoonlijk had meegemaakt, geen abstract sociologisch fenomeen is, maar een middel in de handen van machtshebbers - een middel dat vaak gebruikt wordt om er persoonlijk voordeel mee te halen.

Willy Vandersteen was niet alleen 'De Breugel van het Beeldverhaal' zoals Hergé hem wel eens noemde, maar bovendien ook een scherp observator van de sociale realiteit. Hij zag in dat de wereld achter de 'Gouden Muur' helemaal geen gelouterde plaats is van pure ideeën en nobele idealen. De wereld van de machthebbers zoals Vandersteen die realistisch beschrijft, is er een van bedrog en misleiding, van roekeloos nagestreefde persoonlijke belangen, en van brutaal geweld. Bovendien zag Vandersteen in de persoonlijke motieven van de machtshebbers, tenminste in zijn meesterlijke 'De Ringelingschat', precies de bron van de grootste chaos van allemaal: oorlog.


Suske en Wiske leven echter vooral onder de 'gewone mensen'. De beeldende beschrijving hiervan getuigt van een diep inzicht in de samenleving. Vandersteen begreep dat mensen in overleg met elkaar meestal zelf tot bevredigende oplossingen komen. Een antiquair die de hoorn probeert te stelen van Lambik en Sidonia mag van hen op verhaal komen, en de redenen die hij aanhaalt is voor de helden voldoende om hem zijn inbraak te vergeven. Plots echter komt de politie ongevraagd op het toneel met een intimiderend optreden waarbij de antiquair op brutale wijze wordt ingerekend, omdat hij "met betoverde hoorns en zo werkt". De tekenaar beeldt, in lijn met de realiteit, de politiemacht niet af als ridders op het witte paard, maar als een verzameling van gewone mensen die al eens misbruik maken van hun privileges en zo de aanstekers worden van nieuwe conflicten.

Vandersteen had ook een helder antwoord op het vraagstuk van de productiviteit. In 'De Ringelingschat' wordt welvaart, zoals in de echte wereld, niet door de overheid maar binnen de samenleving gecreëerd: loodgieter Lambik in de inleiding, en ook de inwoners van Xanten aan de Rijn later in het verhaal, werken hard voor hun brood en zijn zo de producenten van zowel hun eigen welvaart als van dat van de heersers. Hij zag in dat arbeid en handel, en respectvolle omgang met elkaar, de kiem is van vrede en welvaart in een samenleving.

Willy Vandersteen mag geroemd worden, niet alleen als een tekenaar en verteller van de bovenste plank, maar ook als iemand die de sociale problematieken van zijn tijd begreep en aan de kaak stelde.

Dit artikel van Tuur Demeester verscheen ook op LVB.net, bij het Murray Rothbard Instituut en op HetVrijeVolk.com.

Meer teksten van hem op www.rothbard.be.

11 Reacties:

At 17:23 Anoniem said...

Schitterende post! Het album - ondertussen al lang versleten en zoek - ken ik van toen ik nog klein was, maar toen begreep ik natuurlijk al die metaforen niet en was het gewoon een fantastisch - in meerdere betekenissen van het woord - avontuur.

 
At 17:23 Anoniem said...

"Vandersteen had ook een helder antwoord op het vraagstuk van de productiviteit"

Vooral dit besluit spreekt mij wel aan; er zijn tegenwoordig teveel vrijwilligers om van de resultaten van andermans initiatief of werklust te leven.

 
At 17:23 Anoniem said...

Iedereen weet het, iedereen klaagt maar wat doen we eraan? Mensen blijven op partijen stemmen die ofwel ultra-links zijn en dus de hoge belastingen in stand willen houden, ofwel op partijen die enkel met ultra-linkse partijen willen samenwerken zoals de CVP excuseer, CD&V. Je kan er het uwe van denken maar het is mijn overtuiging dat die lastendruk enkel kan dalen door partijen als LDD, VLD, N-Va en VB meer wind in de zeilen te zetten hoor. Goed album voor de rest. De Willy heeft dat toen al door gehad net zoals de Strangers.

 
At 17:42 Anoniem said...

Prachtig artikel!

 
At 17:43 Anoniem said...

Draagt de ontmaskerde koning hier een kaproen? Was dat in 1951 een verwijzing van Vandersteen naar de ' ontmaskerde ' Leopold III?

 
At 17:43 Anoniem said...

Een typische reactie van A.Rouet: ten eerste draagt de Koning geen kaproen (zoek maar eens op welk hoofddeksel dat juist is) en ten tweede is er een wetenschappelijk onderzoek bezig dat moet uitmaken wie nu juist de "kaproen" van de Tweede Wereldoorlog is en zijn er enkele wat vage aanwijzingen, gissingen zelf. Eerder van mensen die veel vrije tijd hebben.

Alleen dat woordje hier in de discussie gooien, vind ik dubieus. Wil je grappig doen of wil je hiermee aan een "besmetting" doen, in de zin dat alles wat maar een klein beetje in een welbepaalde extreemrechtse hoek zou wijzen (gefundeerd of niet), genoeg is om er niet meer over te spreken?

 
At 17:43 Anoniem said...

Ik ontdekte net dat de knipoog naar de belastingen in de Franse editie nog veel duidelijker is; daar is de titel "Le Trésor de Fiskarie", een duidelijke knipoog naar de fiscus. Of herkent iemand er een ander woord in?

 
At 17:45 Anoniem said...

@ A.Rouet:

Het hoofd(be)deksel van de "gemaskerde" lijkt op deze (maar dan zonder de 'staart'):

Ik weet niet of men dit hoofddeksel in Vandersteens Antwerpse dialect als 'kaproen' zou aanduiden. Zijn er Antwerpenaren in de zaal? In het Frans is het natuurlijk wel 'chaperon'.

In het Wikipedia artikel over 'kaproen' vond ik dit:
"Tijdens de Tweede Wereldoorlog was in België een antisemitische striptekenaar actief met het pseudoniem Kaproen en een tekenstijl die erg leek op die van Willy Vandersteen. Bewijzen dat dit inderdaad Willy Vandersteen was zijn echter nooit gevonden."

Op deze thread over Vandersteen wordt dieper ingegaan op het fenomeen 'de kaproen':
http://forum.politics.be/showthread.php?t=51344

 
At 17:45 Anoniem said...

Voor de fundamentele kritiek op al te ijverige heffing van belastingen valt veel te zeggen. Heeft de verzamelde meningte ook zoveel lof voor de suggestie dat actieve oorlogvoering zelden of nooit het belang van het volk dient, maar wel van de politieke klasse die haar in gang zet?

 
At 17:45 Anoniem said...

In de tijd, dat dit tekenverhaal verscheen betaalden de meeste Belgen (arbeiders en bedienden) zo rond de 10 % inkomstenbelasting. Dezelfde groep draait nu op voor het 3 à 5-voudige. In het laatste geval betreft het uiteraard een gezin van tweeverdieners.
Vandersteen wist waar dit zou eindigen.

 
At 17:54 Anoniem said...

Schitterend artikel!

 

Een reactie posten