De (veelal gedwongen) volksverhuizingen van tijdens en na de Tweede Wereldoorlog, waarbij nationaal-socialisten en communisten miljoenen mensen tot het verlies van have en goed, en tot de hongerdood hebben veroordeeld, waren nauwelijks groter, in termen van naakte cijfers, dan de demografische mutaties waaraan de Europese Unie de laatste 10 à 15 jaar het hoofd heeft moeten bieden als gevolg van een steeds aangroeiende instroom van immigranten uit andere continenten. Het grote verschil met de periode tijdens en na WO II is dat thans de Europese lidstaten zelf verwacht worden in te staan voor het welzijn en de welvaart van de miljoenen inwijkelingen die hier toestromen, zonder enige hulp van buitenaf.
Met zijn initiatief volgt Groot-Brittannië deels het voorbeeld van het immigratieland bij uitstek, de VS, waar nieuwkomers een grondig examen dienen af te leggen vooraleer zij, voor zover geslaagd, de eed van trouw aan de grondwet mogen afleggen, en zich definitief in de VS vestigen. Individueel kan iedereen daar doen, zeggen en schrijven wat hij wil, maar in maatschappelijk verband komen de regels, voorschriften en waarden van "our great nation" eerst. Het is dan ook een geslaagd maatschappijmodel, elke burger, van welke afkomst ook (en ze zijn nagenoeg allen allochtoon) voelt zich eerst en vooral Amerikaan, een afwijkende houding wordt maatschappelijk overigens ook niet getolereerd. Niet toevallig zijn deze beide landen wereldleiders, die op economisch vlak nu al jaren een continu beduidend sterkere economische groei optekenen dan continentaal Europa, alsmede een lagere werkloosheidsgraad, en die beiden nog steeds een leidende rol spelen in de wereldpolitiek.
Grote maatschappelijke revoluties zijn in het verleden doorgaans aan Groot-Brittannië voorbijgegaan, omdat de machthebbers het er steeds, en ondanks het tot vandaag voortdurende “klasse”-systeem, hebben op aangestuurd om tijdig, en in overleg, de nodige correcties aan te brengen in de sociale betrekkingen. Op het einde van WO I, bleef Groot-Brittannië, ondanks sociale conflicten en de industriële revolutie, gespaard van dramatische maatschappelijke omwentelingen. Ook de 1968-er beweging veroorzaakte nauwelijks enige ophef in Engeland, maar ook in continentaal Europa zijn de gevolgen ervan nauwelijks merkbaar geweest: latere hervormingen waren er sowieso gekomen, langs de wegen der geleidelijkheid, en een ideologie die het nauwelijks verder bracht dan "il est interdit d’interdire" heeft nu eenmaal weinig om het lijf. De Britten, met hun nuchtere kijk op dit soort zaken, hadden dat veel sneller door dan een bepaalde linkse intellectuele klasse in continentaal Europa. De elitaire bourgeoiskinderen die zich opwierpen als de verdedigers van het proletariaat, het klonk vals, net zoals het integratiediscours van tegenwoordig, veelal uit dezelfde hoek. De hervormingen in bijvoorbeeld het onderwijsprogramma, die her en der werden opgelegd, bleken algauw rampzalige gevolgen te veroorzaken voor het intellectuele niveau van de leerlingen, en werden in de betere onderwijsinstellingen in stilte afgevoerd.
Anderzijds, blijft Groot-Brittannië (en zijn hele bevolking) vandaag nog steeds het maatschappijmodel trouw van een koninkrijk met een erfelijke adel en een "merit nobility", met een tweekamerparlement (zij het dat het House of Lords nog weinig betekent), en een democratische controle en een pers die vér uitstijgt boven het niveau van gelijkaardige instellingen op het Europese continent. Dat de Britse regering nu toch de stap zet om van immigranten een elementaire kennis en waardering van maatschappelijke en culturele waarden van het Britse systeem te eisen duidt erop dat ook daar de assimilatie van de nieuwkomers niet vlot verloopt, en men daar iets wil aan doen, zonder daarbij de Britse eigenheid prijs te geven. Ze zijn echter zo verstandig de blaam voor de gedeeltelijke mislukking van de integratie niet bij de autochtone bevolking te leggen, zoals de continentaal-Europese politici dat doorgaans graag doen om hun eigen onmacht en onkunde te verschonen. Het geeft meteen ook een signaal aan de continentale linkse intellectuelen die de Westerse beschaving met haar normen en waarden al bij het groot vuil hebben gezet, onder de steeds weer doorklinkende kreet voor de “multiculturele” maatschappij: volgens de Britten hebben ze het niet bij het rechte eind. Van een volk dat reeds drie eeuwen voor ons een democratisch model had ingevoerd dat tot vandaag welhaast ongewijzigd stand houdt, en dat als enige Europese staat Duitsland bleef bekampen nadat we het met zijn allen hier in Europa hadden laten afweten, hebben we misschien toch wel wat te leren.
Het defaitisme over de toekomst van de Europese cultuur en beschaving slaat nergens op. Oswald Spengler had die klaagzang welhaast een eeuw geleden al aangeheven. Ondertussen is Europa uitgegroeid tot de tweede grootste economische macht ter wereld, en zijn vier van de acht G8-landen nog steeds Europees. Onze intern reeds zo sterk gediversifieerde Europese cultuur en beschaving hebben in deze evolutie een sleutelrol gespeeld. De Westerse beschaving heeft ons in de loop van het afgelopen millennium meer kunst en cultuur, wetenschap en kennis, welvaart en welzijn gebracht dan eender welk ander beschavingsmodel in de geschiedenis van deze planeet.
Men kan oeverloos discussiëren over de verklaring waarom andere beschavingen niet even lang en niet zo diepgaand het niveau en de uitstraling hebben gekend van het Westen. Van collectivistische zijde zal men de Westerse ondernemingszin, die mee aan de basis lag van de verdere verspreiding van onze kennis, weer eens als een uiting van imperialisme voorstellen, maar het blijft een feit dat ook vandaag nog steeds in andere continenten of regio’s waar men een vergelijkbaar welvaartspeil heeft bereikt de Westerse levenswijze en waarden daar tevens op grote schaal ingang vinden. Nochtans verplicht niemand Japanners, Zuid-Amerikanen of Chinezen exclusieve Franse wijnen te kopen, Armani-pakken te dragen, met Ferraris te rijden of hun dames Dior parfum aan te bieden, Mozart te beluisteren, of impressionistische schilders te verzamelen.
Daarbij komt dat geen enkel economisch systeem op kortere tijd meer welvaart en welzijn heeft gebracht voor honderden miljoenen mensen, dan het Westerse liberale vrijemarktmodel, dat een rechtsreeks uitvloeisel is van het beschavings- en democratiseringsproces dat aan zijn ontstaan is voorafgegaan. Een dergelijke evidentie kan men niet uit de weg gaan. Ze verklaart trouwens waarom de immigratiestroom Westwaarts gaat – en niet omgekeerd. En ze verklaart ook waarom economische systemen zoals het collectivisme (waarvan de herinvoering of bestendiging natuurlijk het onderliggend motief is voor het pleidooi pro een multiculturele samenleving), een totale mislukking is geworden, en na nauwelijks driekwart eeuw een groot deel van Europa en Azië te hebben gegijzeld, als een kaartenhuis is ineengestort. Ook de communisten slaagden er niet in het multiculturele model ingang te doen vinden.
Er bestaan overigens nauwelijks voorbeelden van succesvolle “multiculturele” samenlevingsmodellen, en de protagonisten van dit idee hoeden er zich voor om duidelijk te omschrijven wat ze er precies mee bedoelen. Verder dan het uitwisselen van kookrecepten, het organiseren van volksdansfestivals, en het onwennig samenzitten van oudere geestelijken van diverse religieuze strekkingen raakt het multiculturele model doorgaans nauwelijks. Een maatschappelijke stroming kan men het allerminst noemen, nergens in Europa. Een theocratie zoals de Islam brengt beschaafde omgangsvormen en zeden, maar tevens een star samenlevingsmodel met weinig opwaartse sociale mobiliteit: wie arm geboren is, blijft doorgaans arm, en wordt verondersteld in zijn lot te berusten. Ervaringen binnen het hoger en universitair onderwijs in die landen zijn ontluisterend: een intelligentsia die nauwelijks van een kritische ingesteldheid, of zelfs maar Nieuwsgierigheid, laat staan geest van vernieuwing, blijk geeft. Een land als Finland publiceert naar verluidt jaarlijks méér vertaalde werken dan de hele Arabische wereld samen. Het maatschappijbeeld dat men er opdoet is navenant, en de Westerling is algauw uitgekeken op de weliswaar mooi ogende, maar saaie architectuur en kunst die zich verliest in oneindige geometrische figuren. Het dagelijks leven biedt weinig afwisseling, en straalt berusting uit.
Het valt moeilijk om zich in te beelden wat een multicultureel model moet voorstellen. Maar het blijft een raadsel waarom Europa zich zou moeten spiegelen aan dergelijke maatschappijmodellen, laat staan zijn waarden en normen eraan aan te passen. Het basiskenmerk van de Westerling is immers zijn onlesbare dorst naar kennis en vernieuwing, naar de permanente verandering: wie niet evolueert, stagneert, en vervalt. Is dat het model dat men hier per se wil invoeren? Volgens de van wijlen Prof.dr. Léon Voet bekende theorie is de voorsprong van de Westerse beschaving te danken aan de snelle manier waarop Westerlingen tijdens hun jeugd kennis hebben kunnen verwerven: het alfabet (en dus lezen en schrijven) leerde men in enkele maanden, hooguit een jaar, en de boekdrukkunst zorgde er vanaf de Gutenberg-tijden voor dat niet alleen de elites, maar de hele bevolking tamelijk vlot kennis en informatie kon vergaren. Vermits de Romeinse rekenmethode wat te omslachtig leek, adopteerde de leergierige Westerling algauw het Arabische rekensysteem: het Westen stond nooit afkerig van assimilatie, of verandering, als die tenminste een verbetering betekende.
De Aziatische en Arabische wereld daarentegen zaten, nog steeds volgens dezelfde theorie van Léon Voet, gevangen binnen een kader van een gecompliceerd schrift en een maatschappij waar het primaat van de godsdienstleer onaantastbaar was. Slechts een elite kon kennis opdoen, de opleiding duurde lang, en was omslachtig. De tijd ontbrak om ook aan innovatie of kritisch onderzoek te denken. Terwijl de geletterde jonge Westerling reeds nieuwe kennissen kon vergaren en de wetenschappen beoefenen, bleef elders de opleiding gekneld binnen een keurslijf van jaren leren lezen en schrijven, godsdienstonderricht, en de literaire spitsvondigheden die ermee samengingen.
Natuurlijk is dit geen pleidooi om zich op te sluiten in het grote gelijk van de Westerling (een vergissing die ons reeds zo vaak parten heeft gespeeld). Sommige evidenties moet men echter niet gaan in twijfel trekken, ook al past een dergelijke kritiek nu eenmaal in een zogenaamd progressief discours. De voorsprong die een regio als de Europese Unie heeft verworven op andere continenten is er gekomen dank zijn een performanter en evenwichtiger samenlevingsmodel dan wat elders bestond. Wij hoeven daarover geen discussie aan te gaan: de feiten spreken voor zich, en de richting van de immigratiestroom eveneens. Het is slechts door zich een gelijkaardig maatschappelijk en markteconomisch model eigen te maken, zoals eerst Japan, naderhand Zuid-Korea, China en India dat hebben gedaan, of aan het doen zijn, dat de motieven die wanhopige mensen tot extreme maatregelen brengen (het door migratie in de steek laten van eigen milieu, cultuur en familie) zullen wegvallen.
De Europeanen hebben geen redelijk motief om hun levenswijze, hun cultuur, of hun waarden, die hen tot op het huidige niveau hebben opgetild, op te geven in ruil voor een voorgewende assimilatie van andere culturen. Het is niet door de ogen te sluiten voor de achterstelling van de vrouw, voor de onvoorstelbare sociale ongelijkheid of de repressieve of totalitaire denkpatronen van andere culturen, die immigranten ontvluchten om hier asiel te zoeken, of deze toestanden zelfs maar te tolereren, dat men assimilatie bereikt. Aan integratie gaat onvermijdelijk een leerproces vooraf, en een bereidheid om zich in het nieuwe samenlevingsmodel in te passen. De vermeende vrijwaring van de eigen identiteit geeft niemand het recht om in deze contreien onze democratische en fundamentele rechten te negeren.
Wie naar Engeland reist, moet naar rechts kijken, alvorens de straat over te steken. Zoniet speelt hij een gevaarlijk spel. “Britishness” is evenwel nog veel meer dan dat. Hetzelfde geldt, in een ruimer kader, voor Europa. De Westerse cultuur is wat ze is. We hebben met zijn allen te veel offers gebracht om ze te vrijwaren, dan dat we er nu over zouden gaan marchanderen. Fortuna favet fortibus.
Deze tribune van Rudi De Ceuster verscheen in The Free State, alsook op Libertarian.nl, NovaCivitas.org en LVSVLeuven.be.
Meer teksten van deze auteur op www.politiek.net.
3 Reacties:
- At 11:52 Anoniem said...
-
Het is niet het Westen tegen de islam! Hoe kunnen we de gematigde moslims laten zegevieren?
In de strijd tegen het mondiale extremisme gaat het om waarden. Dit gevecht kan daarom niet worden gewonnen door militaire macht alleen. We moeten ook aantonen dat onze waarden beter en rechtvaardiger zijn dan het alternatief, betoogt Tony Blair.
Om de mensen die ons bedreigen te verslaan, moeten wij onze strategie volledig herzien. Over heel het Midden-Oosten strekt zich thans een boog van extremisme uit, die steeds scherper ook landen ver buiten die regio raakt. Om hem te verslaan is een bondgenootschap van gematigden nodig dat een ander toekomstbeeld huldigt, waarin moslim, jood en christen, Arabier en westerling, rijke landen en ontwikkelingslanden in vrede en harmonie met elkaar vooruitgang kunnen boeken. Wat ik u vandaag voorhoud is dit: wij kunnen de slag tegen dit wereldwijde extremisme alleen winnen als wij evenzeer opereren op het niveau van waarden als op dat van kracht, als wij laten zien dat wij die waarden onpartijdig, eerlijk en rechtvaardig toepassen op de wereld.
Het zit zo: dit is een oorlog, maar een geheel andere dan alle voorgaande oorlogen.
9/11 in de Verenigde Staten, 7/7 in het Verenigd Koninkrijk, 11/3 in Madrid, de talloze terroristische aanslagen in zo uiteenlopende landen als Indonesië en Algerije, wat thans gebeurt in Afghanistan en Indonesië, het voortdurende conflict in Libanon en Palestina – het maakt allemaal deel uit van één geheel. Welke waarden beheersen de toekomst van de wereld? Zijn het de waarden van verdraagzaamheid, vrijheid, respect voor verschillen en verscheidenheid, of die van reactie, verdeeldheid en haat? Ik stel dat deze oorlog niet langs conventionele weg kan worden gewonnen. Hij kan alleen worden gewonnen door te laten zien dat onze waarden sterker, beter en rechtvaardiger zijn, en eerlijker dan het alternatief. Daartoe moeten wij de koers van ons beleid echter ingrijpend herzien.
Als wij onze strategie niet heroverwegen, de bredere mondiale agenda op het gebied van armoede, klimaatverandering en handel geen nieuw leven inblazen, en met betrekking tot het Midden-Oosten ons niet tot de laatste vezel inspannen om vrede tot stand te brengen tussen Israël en Palestina, dan zullen wij niet winnen. En dit is een strijd die wij móéten winnen.
Wat thans plaatsvindt in het Midden-Oosten, in Afghanistan en elders is een oerstrijd over de waarden die onze toekomst zullen bepalen.
Ten dele is het een strijd tussen wat ik de reactionaire islam en de gematigde, doorsnee islam zal noemen. Maar de vertakkingen reiken veel verder. Wij voeren niet alleen een oorlog tegen het terrorisme, maar ook over de vraag hoe de wereld zich in de vroege eenentwintigste eeuw moet besturen, over mondiale waarden.
De wezenlijke oorzaken van de huidige crisis spreken in dit verband boekdelen. Sinds 11 september hebben de Verenigde Staten, om hun en onze toekomstige veiligheid te verzekeren, gekozen voor een beleid van interventie. Vandaar Irak. Vandaar het initiatief in het Midden-Oosten in ruimere zin ter ondersteuning van democratische ontwikkelingen in de Arabische wereld.
Waar het bij deze interventies – hetzij militair of anderszins – om gaat is echter niet alleen verandering van regime, maar ook verandering van de waardestelsels die in de desbetreffende landen de dienst uitmaken. Het parool was feitelijk niet ‘regimewisseling’ maar ‘waardewisseling’.
Wat wij met deze interventie hebben gedaan is dan ook van veel groter gewicht dan wij op dit moment zelf wellicht beseften. Ik sta nog altijd verbaasd hoeveel mensen volhouden dat het terrorisme is toegenomen doordat wij Afghanistan en Irak zijn binnengevallen. Zij lijken volkomen over het hoofd te zien dat het is begonnen met 11 september. Het Westen heeft deze beweging niet aangevallen. Wíj zijn aangevallen. Tot dan toe hadden wij daaraan nauwelijks aandacht geschonken.
De reden waarom ik zeg dat onze reactie nog gewichtiger was dan ze toen leek, is deze. Wij hadden ervoor kunnen kiezen de veiligheid tot inzet van de strijd te maken. Maar dat hebben wij niet gedaan. Wij kozen voor waarden. Wij zeiden dat wij niet nóg een Talibaan wilden, niet nóg een Saddam. Naar mijn mening beseften wij terecht dat je een fanatieke ideologie niet kunt verslaan alleen door haar leiders gevangen te nemen of te doden; je moet haar ideeën verslaan.
En zijn boeken volgeschreven over de fouten die zijn gemaakt in Irak of Afghanistan – merendeels wijsheid achteraf, maar soms ook terecht. Maar al die analyses slaan op een essentieel punt de plank mis. Zodra wij besloten om niet het regime omver te werpen, maar het waardestelsel, werd daardoor zowel Irak als Afghanistan tot een slagveld waar het bestaan van de reactionaire islam op het spel stond. Wij vormden niet alleen een gevaar voor hun activiteiten, nee, wij bedreigden hun waarden, de wortels van hun bestaan.
Wij zetten ons in voor steun aan de gematigde, doorsnee islam. In welhaast pure vorm werd de strijd in Irak of Afghanistan de strijd tussen de meerderheid van de moslims in die twee landen, die democratie wenste, en de minderheid, die besefte dat hiermee de doodsklok luidde voor hun ideologie.
Meer nog: wij hebben hiermee de definitie van de reactionaire islam verruimd. Het is niet alleen maar Al-Qaeda die zich bedreigd voelde door het vooruitzicht dat twee meedogenloze dictaturen – de ene seculier, de andere religieus – ruimdenkende democratieën zouden worden. Alle andere landen die wel konden begrijpen dat veranderingen in die landen zouden leiden tot veranderingen bij hen, voelden zich onmiddellijk óók bedreigd – Syrië en Iran bijvoorbeeld. Het doet er niet toe dat velen die zich nu bedreigd voelden elkaar vroeger, in wat werkelijk een ander politiek tijdperk was, hadden gehaat. Onder druk van het nieuwe gevaar kwamen ineens nieuwe allianties tot stand.
Er bleef echter één zaak die in heel de wereld de islam verenigt, één kwestie die zelfs de meest verwesterde moslims onrechtvaardig vinden en – misschien nog erger – vernederend: Palestina. Daar werd een gematigde leiding in het nauw gedreven tussen haar eigen onvermogen om de radicale elementen in de hand te houden, en de politieke stagnatie van het vredesproces. Toen premier Sharon de dappere stap deed om zich uit Gaza terug te trekken, had dat de gelegenheid kunnen en moeten zijn om het proces weer op gang te brengen. Maar de druk was te groot, en omdat deze processen nooit stilstaan, werd geen vooruitgang geboekt, maar een terugval. Hamas won de verkiezingen. Zelfs toen had de situatie nog kunnen worden gered, als gematigde elementen in Hamas maar vooruitgang hadden kunnen realiseren. Maar dat konden zij niet.
En dus kreeg de reactionaire islam de kans, en die nam hij waar: eerst in Gaza, vervolgens in Libanon. Zij wisten wat er zou gebeuren. Hun terrorisme zou een grootscheepse vergelding door Israël uitlokken. Binnen enkele dagen zou de wereld de oorspronkelijke provocatie vergeten en geschokt zijn door de vergelding. Zij wilden de gematigden klem zetten tussen steun aan Amerika en de gewone Arabische man die ziedend is over wat hij iedere avond op de televisie ziet. Dat is wat er is gebeurd.
Essentieel voor hen is dat de strijd in hún termen wordt gedefinieerd: de islam tegen het Westen. In plaats van dat de moslims dit zien als een strijd van democratie tegen dictatuur, zien zij alleen maar de bommen en de wreedheden van de oorlog – afkomstig van Israël. Op die manier hopen zij dat de boog van extremisme die zich nu over de regio uitstrekt, het prille, aarzelende begin van de moderne islam naar de toekomst zal wegvagen.
Tegelijkertijd – en in sommige opzichten buitengewoon funest – kijkt een groot en naar ik vrees groeiend deel van onze publieke opinie naar Israël, denkt dat de prijs die wij voor steun aan Israël betalen te hoog is, en sympathiseert met de islamitische publieke opinie die het Israëlische optreden veroordeelt. In een groot deel van de berichtgeving hierover ontbreekt ieder begrip voor Israëls hachelijke situatie. Maar het gaat hierom. Uiteindelijk is zelfs de kwestie-Israël een element in dezelfde bredere worsteling om de ziel van de regio. Als wij de ware aard van die worsteling zouden onderkennen, hebben wij tenminste de eerste stappen gezet naar de overwinning. Maar zo ver is een groot deel van de westerse publieke opinie nog lang niet.
Op de korte termijn kunnen wij dus niet zeggen dat wij aan de winnende hand zijn. Op de langere termijn zijn er echter tal van redenen voor optimisme. In heel het Midden-Oosten is niet alleen een proces van reactie gaande, maar ook een proces van modernisering. Het wordt niet opgemerkt, maar het ís er: in de Verenigde Arabische Emiraten, in Bahrein, in Koeweit, in Qatar. In Egypte heerst verschil van mening over de snelheid van de veranderingen, maar niet over de richting. In Libië en Algerije zien wij zowel toenemende stabiliteit als een geleidelijk maar significant groeiende openheid.
Bovenal is er één onomstotelijke waarheid die ons hoop moet schenken. In Irak, in Afghanistan en uiteraard in Libanon grijpen de mensen iedere kans aan die zij krijgen om de democratie te verwelkomen. De leugen – dat democratie, rechtsstaat en mensenrechten westerse concepten zouden zijn, onverenigbaar met de islam – is ontmaskerd. In zo uiteenlopende landen als Turkije en Indonesië wint de gematigde islam aan kracht op een manier die ons zeer zou moeten bemoedigen. De strijd is dus vrijwel in evenwicht. De vraag is: hoe stellen wij de gematigden in staat de extremisten te verslaan? - At 13:34 Anoniem said...
-
Een Nederlandse politica doet krasse uitspraken over de islam en krijgt meteen tientallen verwijten naar het hoofd. Van het goorste soort eerst. Helemaal fout, zegt Paul Cliteur. Want precies de islam heeft nood aan kritiek. Op een open en verstandige manier welteverstaan. Alleen zo kan integratie lukken. Wat volgt, is een opiniestuk van Paul Cliteur dat in NRC Handelsblad verschenen is.
We zijn bezig met het voorbereiden van een liquidatie op Hirsi Ali / Dat is de reactie op wat ze zei op televisie over integratie'', aldus de Haagse rappers. Nu was de rap niet bedoeld voor publieke consumptie, maar geruststellend is dat niet. Het is het zoveelste bewijs dat islamitische jongeren grote moeite hebben met religiekritiek. Ze interpreteren het onmiddellijk als kritiek op henzelf, als gebrek aan respect. Het ironische is dat Hans Dijkstal dit misschien zou zien als het bewijs van zijn eigen gelijk. De oud-VVD-leider zei onlangs immers: ,,Een hele godsdienst wordt aangevallen, hoewel de meeste moslims gematigde, nette mensen zijn. Door keer op keer deze groep aan te vallen, kweek je een heftige tegenreactie.''
Dijkstal stelde, net als die rappers, kritiek op een godsdienst gelijk aan een aanval op de aanhangers van die godsdienst. Maar waarom zou kritiek op een gedachtestelsel moeten worden gezien als een 'aanval' op de aanhangers daarvan? Nergens wordt die verbinding zo sterk gelegd als bij de islam. Geen enkele katholiek zou succes boeken met de verzuchting dat het katholicisme niet ter discussie zou mogen staan, omdat de meeste katholieken gematigde, nette mensen zijn. Waarom wordt die redenering dan wel voor zoete koek geslikt bij moslims?
Waarom zou men niet ook bij moslims als uitgangspunt kunnen nemen dat je respect hebt voor de persoon, maar dat je niettemin gedachtestelsels onderwerpt aan noodzakelijke kritiek?
De grootste oriëntalist van de 19de eeuw, Ernest Renan (1823-1892), had verregaande kritiek op de islam. Maar het ontbrak hem daarbij niet aan respect voor de persoon (,,la liberté et le respect des hommes''). We moeten de religie niet proberen te vernietigen, zei hij, maar we moeten ze ook niet stimuleren of verdedigen tegenover mensen die zich ervan wil bevrijden. Dat was in 1883.
De religie verdedigen tegenover wie zich daarvan wil bevrijden, dat is de rol die Dijkstal zich heeft aangemeten. De religie stimuleren, dat is wat de Amsterdamse burgemeester Job Cohen onbewust doet met zijn subsidies aan moskeeën die dienen voor sociale hulpverlening, in concreto zwem- en taallessen. Immers, via de moskee bereikt hij 80 procent van de bevolking, en via een intermediaire organisatie slechts 20 procent.
Hoewel de verleiding die van het plan uitgaat duidelijk is, kleven er grote bezwaren aan. Het eerste is een probleem van geloofwaardigheid. Je gaat iemands religie waarin je zelf niet gelooft, gebruiken voor zijn of haar integratie. Dat getuigt niet echt van een respectvolle houding ten opzichte van die persoon of groep. Een tweede probleem is dat de seculiere overheid daarmee indirect de moskee subsidieert. Zo verliest de overheid haar neutraliteit in religieuze aangelegenheden en haar seculiere karakter. Een derde probleem is dat het een vorm van discriminatie is tegenover andere religieuze gezindten en ongelovigen, die geen subsidie krijgen voor hun zwem- en taallessen. En ten vierde versterkt de overheid op die manier de positie van de moskee en haar greep op het leven van de burgers. Op zijn zachtst gezegd niet echt dienstbaar aan de integratie. Met overheidsgeld wordt een bepaalde visie op man/vrouw-verhoudingen, homoseksualiteit, geloof en ongeloof gesubsidieerd.
Enigszins hoopgevend is wel dat Cohen heeft aangegeven te willen vasthouden aan een seculier denkkader ,,met als basisbeginselen de tolerantie voor minderheden en een politieke autoriteit waarvan de legitimiteit niet op God of een religie is gebaseerd''. Dat is een grote stap voorwaarts ten opzichte van eerdere uitingen. Jammer is wel dat de burgemeester nog niet de consequenties trekt uit zijn beginselen. Het beginsel dat Cohen belijdt (de seculiere staat) is juist, maar hij handelt er niet naar (hij subsidieert religie).
Maar Cohen en ook Dijkstal realiseren zich niet dat de islam, zoals elke andere theïstische godsdienst die als uitgangspunt voor het leven wordt genomen, een factor is die de integratie en emancipatie frustreert. Cohen en Dijkstal denken dat zij het probleem genoegzaam hebben belicht met de vaststelling dat vele moslims nette mensen zijn - wie zou dat willen ontkennen? Ze zijn blind voor het probleem dat de Amerikaanse politieke filosofe Susan Moller Okin in de Verenigde Staten, Irshad Manji in Canada en Ayaan Hirsi Ali in Nederland aan de orde hebben gesteld: multiculturalisme is slecht voor vrouwen, homoseksuelen en ongelovigen.
Waarom is dat zo? Omdat onder bescherming van het multiculturalisme en gesanctioneerd door religie allerlei typisch patriarchale en premoderne manieren van denken hun comeback hebben gemaakt in de westerse samenleving. Die manieren van denken behoeven kritiek. Het is fnuikend voor emancipatie en integratie om deze kritiek buiten de orde te verklaren, zoals Dijkstal doet. Om religie te subsidiëren, zoals Cohen nog steeds niet heeft afgezworen. Of om diegenen die kritiek leveren met geweld te bedreigen, zoals de Haagse rappers doen.
Dat religie een probleem vormt voor integratie, zou iedereen moeten inzien die zich ook maar oppervlakkig oriënteert in de aard en historische achtergrond van de theïstische godsdiensten, in het bijzonder de islam. We moeten ons bevrijden van de rozige visie op religie die gebaseerd is op de onschuldige, vrijzinnige vorm die geldt in vele westerse geseculariseerde landen. Daarin wordt dan miskend dat theïstische godsdiensten (jodendom, christendom en islam) tot stand zijn gekomen in een tijd waarin de mensen heel anders aankeken tegen man/vrouw-verhoudingen, homoseksualiteit en geloof en ongeloof.
Een heilig geschrift (bijbel of koran) fixeert de opvattingen van een andere tijd en verklaart deze voor eeuwig geldig. De grootste problemen voor de integratie levert dus die godsdienst op die het meest trouw blijft aan de letterlijke bewoordingen van de Heilige Schrift. Dat is op dit moment de islam. Terwijl jodendom en christendom grotendeels in vrijzinnigheid zijn verdampt (Leviticus wordt niet als normerend gezien), is de islam de meest consistente en schriftgetrouwe godsdienst. In deze houding schuilt de kracht, maar tegelijkertijd ook het probleem van de islam.
De enige manier om aan deze stand van zaken een eind te maken, is een verstandige, maar wel open kritiek op de islam en het heilig boek waardoor het zich laat inspireren: de koran.
Na de opstand tegen het kerkelijke gezag die de Reformatie in de 16de eeuw in feite was, volgde in de 19de eeuw de radicaal-historische tekstkritiek op de bijbelboeken. Een soortgelijke ontwikkeling zou ook de islam in de 21ste eeuw moeten gaan doormaken. Zelfs islamitische apologeten als Mohammed Arkoun erkennen dat van zo'n benadering nog geen sprake is met de koran. Verder is men in het christendom na aanvankelijke weerstand ook gewend geraakt aan scherpe kritiek op niet alleen de christelijke leer, maar ook op heilige figuren en geestelijk leiders, zoals Jezus Christus of de paus in Rome.
Het zou van grote betekenis zijn wanneer ook de islam dezelfde ontwikkeling zou kunnen doormaken. In landen waar de islam staatsgodsdienst is, kan daarvan geen sprake zijn. Daar heerst opvallend vaak censuur. Dat is niet het geval in westerse landen waar de islam een snel groeiende godsdienst is, maar hier hebben we helaas te maken met een heel ander moeilijk grijpbaar fenomeen: de oproepen tot zelfcensuur van de politiek correcte elite.
Het is volslagen contraproductief islamcritici te intimideren met verwijten over hun vermeend duistere bedoelingen of hun voor te houden dat als gevolg van hun kritiek de hakken alleen maar verder in het zand gaan. De autochtone beschermers van de islam bereiken hiermee een averechts resultaat: dat de islam blijft wat zij in de ogen van haar strengste critici is.
De kolossale fout die bestuurders als Cohen en politici als Dijkstal hier maken, is des te tragischer omdat zij dit alles zonder twijfel doen vanuit de beste bedoelingen. Het is onzinnig, zoals velen doen, om etiketten als 'islamofobie' te introduceren, als gold het hier een psychiatrisch ziektebeeld. Het is ook een malicieuze drogreden dat het ,,hameren op de Verlichting'' (zo heet dat) een nieuw soort 'fundamentalisme' zou zijn (het 'verlichtingsfundamentalisme').
Is bijvoorbeeld de Amerikaanse arabist Bernard Lewis een verlichtingsfundamentalist, wanneer hij in zijn essay The Roots of Moslim Rage constateert dat in de islamitische cultuur een groeiende vorm van frustratie en rancune leeft? Als de Leidse arabist Jan Brugman beweert dat de orthodoxe islam eigenlijk de dominante vorm van islam is, is hij dan iemand die zelf ,,in het kamp van de moslimfundamentalisten komt'', omdat ook zij vinden dat de enige echte islam de orthodoxe islam is?
De parlementaire commissie-Blok die het Nederlandse integratiebeleid doorlichtte, heeft geconstateerd dat de integratie voor veel allochtonen geslaagd is ondanks het specifieke beleid. In een voorlichtingskrant van de gemeente Amsterdam wordt een zekere Murat geciteerd. Murat zegt: ,,Stop met het geven van subsidie aan verenigingen en stichtingen die gebaseerd zijn op afkomst of geloof.'' Verstandige woorden. Zijn integratie is geslaagd, zou ik zeggen. Maar Murat heeft dat niet geleerd van Dijkstal of Cohen. Murat heeft dat geleerd van voortrekkers als Sylvain Ephimenco, Afshin Ellian, Hafid Bouazza, Ebru Umar en Ayaan Hirsi Ali. Eigenlijk zou het integratiebudget aan hen moeten worden uitgekeerd. - At 12:04 Vincent De Roeck said...
-
Wat hier volgt is het verslag van Luc Van Braekel van de discussieavond "Het Westen in het Defensief" van Nova Civitas Antweroen.
"De Antwerpse afdeling van Nova Civitas organiseerde maandagavond een debat met als titel "Het Westen in het Defensief?". In het panel zaten drie Nederlandse libertariërs en één Vlaamse libertariër, respectievelijk Eline van den Broek, Bart Croughs, Albert Spits en Stephan Wyckaert. Ter voorbereiding van het debat had moderator Rudi De Ceuster een artikel geschreven over het onderwerp. Het debat verliep aanvankelijk wat stroef en leek op een aaneenschakeling van monologen. Het werd pas echt interessant toen er vragen kwamen vanuit het publiek. Vooral Eddy Daniëls en Boudewijn Bouckaert sloegen spijkers met koppen, met vraagstellingen die langer en interessanter waren dan de antwoorden van het panel die erop volgden. Er zat niet echt een lijn in het debat, en daarom beperk ik me tot het weergeven van een aantal citaten."
De bewuste citaten vind je op de blog www.lvb.net