Het postmodernisme vloeit rechtstreeks voort uit de modernistische ideologie, die onder meer door Erasmus in het leven geroepen werd. De modernisten revolteerden in de zeventiende eeuw tegen de hegemonie van kerk en staat, die volgens hen teveel invloed had op de vrijheid van het plebs. Het zelfbeschikkingsrecht van het volk werd de leidraad doorheen het modernisme, dat zich resoluut kantte tegen elke dogmatische opwerping en/of taboe vanuit om het even welke instantie. De scheiding tussen kerk en staat moest bewerkstelligd worden. ‘Geef de keizer wat de keizer toekomt, en God wat God toekomt’, was dan ook de onderliggende boodschap. De aardse werkelijkheid was in de ogen van de modernisten autonoom en bijgevolg ook de ‘a-religieuze’ wetenschapsbeoefening en meningsuiting.
Het ideaal van de Verlichting leidde enerzijds via het primaat van de empirie tot reusachtige wetenschappelijke vooruitgang, waardoor het mensenras zijn eigen instandhouding kon bewerkstelligen. Dit aspect moet unaniem aanzien worden als een zege voor het mensdom. Maar het andere grote aspect van het modernisme faalde, namelijk de transformatie van de waarden. Het toetsen van de waarden, hoofdzakelijk ingegeven door de katholieke kerk, aan de empirie en aan de ratio, vloeide voort in een devaluatie van de waarden, aangezien er over ethiek niet beslist kan worden door de mensen. Wanneer we ons aangesproken voelen door een welbepaalde waarde, kunnen we onmogelijk proclameren dat het een ‘onwaarde’ is, die niet geldt omdat ze niet voortvloeit uit een rationele benadering van de werkelijkheid. Ook de abstractie van het rationele waardenideaal tegenover een nieuwe wereldorde of een nieuwe maatschappij zorgde ervoor dat de ‘vermodernisering’ van de waarden schromelijk tekortschoot en mislukte.
In tegenstelling tot het vooropgestelde ideaal van de rationalisering, werd veelal echter de liberalisering van het individu bewerkstelligd. Deze negatieve vrijheid resulteerde in een gevoel van wetteloosheid en ethische verwaarlozing. De enige waarde die nog stand hield op collectief vlak was de opvatting dat de vrijheid van het individu beperkt was door de vrijheid van zijn medemens. Alle andere waardenopvattingen werden uit het collectief verwijderd en naar de privé-sfeer overgeheveld. De mislukking van de grote emancipatiegedachte ten voordele van de liberale maatschappij is het enige ‘grote zingevingsproject’ dat tot op heden grotendeels standhoudt.
Het modernisme is ontstaan vanuit het prémodernistische gedachtegoed van het protestantisme in het algemeen en van het Amerikaanse puritanisme in het bijzonder, die predikten dat het geweten van de mens de enige beoordelingswaarde mag zijn. Volgens sommige sociologen ligt ook net hier de oorsprong van het vulgair ‘liberalistisch materialisme’, dat eigen is aan de Amerikaanse decadente levenswijze. De poging om orde te scheppen in een wereld van chaos liep op een sisser af en uiteindelijk verkreeg men een destabilisatie van alle tradities, ook van die tradities die men had willen behouden en verankeren in de nieuwe wereldorde. Grote brokstukken van deze vervlogen tradities drijven echter nog steeds rond in onze geesten, maar ze worden stelselmatig onderdrukt door de nieuwe narcistische waarden. Men verliest immers uit het oog dat waardenbeleving vanuit een narcistische levensopvatting eigenlijk onmogelijk is. De zoveelste paradox van het modernisme.
Het modernisme mag ook niet louter beschouwd worden als het falen van dit ‘nieuwe’ waardenideaal, want ook het volledige maatschappijbeeld van de ‘moderne mens’ stortte in. Aanvankelijk werden het onderwijs, de vakbonden en de aanverwante politiek getinte groeperingen gebruikt als mechanismen om de aanhang van een welbepaalde politieke strekking te vergroten. In ons postmoderne era is deze fragmentering - die men ‘verzuiling’ noemt - volledig aan het verdwijnen. Onze traditionele politieke partijen zijn in een dergelijke mate naar het centrum verschoven, dat het niet meer mogelijk is om variaties te vinden binnen het grijze kluwen. Enkel de drukkingsgroepen staan vandaag nog voor hun oorspronkelijke kleur en ideeëngoed, met alle gevolgen van dien.
Een andere paradox in onze postmarxistische samenleving is het feit dat de huidige maatschappij, door de massa op hooghartige wijze als ‘beschaafd’ getypeerd en tot ‘summum’ verheven, niet meer overeenkomt met het oorspronkelijk modernistisch ideaal, maar louter voortvloeit uit de excessen en uitwassen ervan. De scheiding tussen individuele waardenbeleving en liberale economie is er het beste en bijgevolg ook het meest frapperende voorbeeld van. Nooit in de mensengeschiedenis is de mens in zulke enorme mate louter een bijproduct van de economie geweest. De arbeider is geëvolueerd tot een volbloed consument en het arbeiden draagt er enkel toe bij.
De tegenstrijdigheden stapelen zich op. Proclameerden de modernisten niet dat het individu centraal staat in de nieuwe wereldorde? Hoe verklaren ze dan de onstuitbare drang om zichzelf een imago aan te meten en om de eigen ik te verloochenen? Herman De Dijn klaagt in zijn boek Hoe overleven we de vrijheid? en in zijn essay Het laatmoderne individu tussen vrijheid en beperking dan ook de teloorgang van een culturele avant-garde aan en de ermee samenhangende vorming van een pseudo-culturele elite, die zichzelf enkel waardevol acht en door derden enkel waardevol geacht wordt als ze er telkens in blijft slagen om op de nieuwe trends in te spelen en op een zo kort mogelijke tijdspanne de consumenten te bedienen. De Dijn gebruik zelfs het begrip ‘uitzuigen’.
Velen verwarren het postmodernisme met een vorm van antimodernisme. Dit is een foutieve voorstelling van de werkelijkheid, in de hand gewerkt door bepaalde marginale splintergroepjes die de ‘utopische revolte’ prediken om de vooruitgang terug verscheidene eeuwen terug te draaien. Postmodernisme is gewoon het voortvloeisel van het modernisme. De mens beseft dat de wereld veranderd is en past zich aan. Hij leert om te gaan met de nieuwe liberalistische samenleving, zowel uit eigen geïndoctrineerde overtuiging als uit gebrek aan alternatieven. Dit laatste vooral sinds het verdwijnen van de laatste grote ‘volksidealen’ of legitimaties tot verzet, eigen aan de verkapte zelfmoord van de restanten van Moderne Vaderstaten, zoals de Leninistische USSR en het Maoïstische China.
Tenslotte moeten wij, als weldenkende mensen, tevens concluderen dat ondanks de vele negatieve aspecten aan onze postmoderne maatschappij ze ook verscheidene positieve hervormingen verwezenlijkt heeft, zoals de uitroeiing van ziektes, de verbetering van de hygiëne, de wetenschappelijke vooruitgang, de economische heropleving, de politieke stabiliteit en het instandhouden van twee fundamentele filosofische waarden. Enerzijds is het belang van vriendschap, familie en liefde niet verloren gegaan, maar integendeel zelfs belangrijker geworden in onze sterk geïndividualiseerde samenleving. Anderzijds is ook de drang naar een transcendent iets enorm toegenomen.
Onopgeloste vragen die vroeger door God beantwoord werden, worden nu door aanverwante superieure krachten verklaard. De mens durft eindelijk zelf toe te geven dat bepaalde zaken nooit ontdekt, en bepaalde vragen nooit beantwoord zullen kunnen worden. Daarenboven zullen bepaalde ‘fundamentele’ waarden - uit welke filosofische traditie dan ook - altijd blijven bestaan op Aarde.
Fragmenten uit deze tekst verschenen in de periodiek Olvactueel.
Meer soortgelijke artikels op www.olvactueel.be.
3 Reacties:
- At 19:35 Anoniem said...
-
Vincent, ik begrijp de kritische kanttekeningen die je hier maakt bij het primaat van de empirie (de "waarom"-vraag zal de positieve wetenschap ook nooit weten te beantwoorden), maar je mag toch ook niet de ganse wetenschappelijke evolutie gaan herleiden tot een "euforisch gemis". De wetenschap heeft de mens doorheen de eeuwen meer comfort, meer vrijheid en meer levensgeluk gegeven dan alle alternatieven ooit gekund zouden hebben. En ja, het is jammer dat oude-van-dagen niet meer op straat durven komen omdat ze niet meer "mee" kunnen met de jachtige samenleving. En ja, het is jammer dat men gelovigen afdoet als "debielen". Maar dat weegt volgens mij allemaal niet op tegen de gerealiseerde meerwaarde van de wetenschap op andere domeinen. Ik denk dan bvb. aan de geneeskunde.
Het empirische verhaal heeft zeker een aantal "waarheden" onterecht vernietigd en heeft de mens inderdaad soms bedrogen door "oneindige vrijheid" te beloven, in de wetenschap dat zoiets nooit mogelijk is, maar grosso modo ben ik zéér blij dat het de empirie is die over de religieuze dogma's getriomfeerd heeft en niet vice versa. - At 21:54 Anoniem said...
-
De kerken zijn eindelijk leeg. De macht van de kerken is eindelijk verwaarloosbaar. De controle van de pastoor op het dagelijkse leven in zijn parochie is onbestaande. Nu nog wachten tot de gelovige oude-van-dagen van vroeger jaar na jaar uitsterven. Zo sterft ook het katholicisme een stille dood, en dat is maar goed ook. Er kleeft immers teveel bloed aan de handen van de kerkfabrieken ...
- At 12:05 Anoniem said...
-
Godsdienst is opium voor het volk ... En daar heb ik niets meer aan toe te voegen, want goede wijn behoeft toch ook geen krans.