Het argument is dan het volgende: als iemand zich durft uit te spreken tegen een uitgebreid netwerk van overheidsinkomen, -huisvesting, -gezondheidszorg, -tewerkstelling en -kinderhulp, kent die persoon geen “medeleven” of “sympathie”, en is hij dus een onmens. Wil die persoon als sympathiek en medelevend geboekstaafd worden, dan moet hij de almacht van de Staat omarmen. En daar vooral geen vragen bij stellen. Het debat rond de welvaartsstaat heeft zich veel te lang rond deze argumentatie afgespeeld; zeker in “zachte” maatschappelijke domeinen zoals de familiehulp en de kindersteun. Met alle gevolgen van dien.
Etatisten en sociaal-liberalen hebben steeds meer familiale taken aan de overheid uitbesteed en zo het traditionele gezin ondermijnd. Maar etatisten en sociaal-liberalen dwalen. In hun dogmatisch (en vals!) individualisme gaan zij immers voorbij aan de onmetelijk belangrijke economische en maatschappelijke rol die de familie doorheen de eeuwen gespeeld heeft en ook vandaag nog steeds zou kunnen spelen. Ook van individuele verantwoordelijkheid hebben zij kennelijk nog nooit gehoord. Etatisten en sociaal-liberalen hebben de almacht van de familievader vervangen door de almacht van Vadertje Staat. Patricia Morgan is de eerste die een concrete economische analyse van de familie maakt en zich (gelukkig) niet verliest in nostalgische prietpraat rond het traditionele gezin. Daarbij spreekt het voor zich dat Patricia Morgan in haar boek het begrip “traditionele familie” zeer ruim afbakent en dit dus zeker niet beperkt tot man-vrouw-kinderen. Ook op dat vlak plaatst ze zich eigenlijk buiten de mainstream van pro-familieauteurs.
Patricia Morgan laat een hele resem economische data op haar lezers los. Op overweldigende wijze toont zij via allerlei grafieken en statistieken de voordelen aan die gepaard gaan met intacte families; zowel voor de ouders en de kinderen, als voor de samenleving in haar totaliteit. Verder illustreert ook zij hoe de welvaartsstaat scheidingen en niet-traditionele gezinsvormen promoot en subsidieert. Patricia Morgan toont aan dat gehuwde mannen minder vaak werkloos zijn en doorgaans een betere carrière weten uit te bouwen dan hun alleenstaande collega’s. Alleenstaanden genieten ook vaker van allerlei uitkeringen dan gehuwde mannen. Morgan staat eveneens stil bij de incentivestructuur van de welvaartsstaat en bij de “moral hazard” die daarmee gepaard gaat. Overheden financieren immers allerlei diensten voor alleenstaanden door geld weg te roven van gehuwde productieven die om die niet-traditionele situatie nooit gevraagd hebben.
Patricia Morgan kaart eveneens de enorme impact van deze overheidsprogramma’s op de keuzevrijheid van de betrokkenen aan. “Door bepaalde gedragingen en gezinsvormen te belonen en andere te bestraffen, beïnvloeden belasting- en welvaartsprogramma’s de voorkeuren van de individuen; niet enkel door economische calculaties maar ook door het incarneren en promoten van bepaalde anti-familiewaarden.” Morgan klaagt dan vooral over de buitensporige subsidiëring van éénoudergezinnen die het beeld scheppen alsof deze situatie normaal (zelfs verkiesbaar?) is en alsof er geen vuiltje aan de lucht is dat de samenleving deze personen en hun keuzes (kinderen) moeten gaan onderhouden.
Ook aan de implicaties van dit overheidsingrijpen ten voordele van alleenstaanden besteedt Morgan de nodige aandacht in haar boek. De toenemende ionisering van het huishouden heeft het overheidsbeslag en de betuttelingsdrang van de overheid verder doen toenemen, net als het aantal “klanten van de overheid”. Zeg maar gerust het aantal “homines sovietici”. Ook de waarde die men bepaalde samenlevingsovereenkomsten toedicht neemt gradueel af naarmate de overheid zich op dit domein gaat profileren. Waarom nog twee keer nadenken over een scheiding als de betrokkenen achteraf onder de subsidies en voordelen bedolven worden? Maar wat in mijn ogen nog gevaarlijker is, is de vaststelling dat de overheid meer en meer een surrogaatouder aan het worden is. En laat het nu net dat soort ontwikkelingen zijn die doorgaans een dictatuur van een vrije samenleving onderscheiden. Patricia Morgan wijdt eveneens een deel van haar boek aan de kwaliteit van de door de overheid geleverde diensten en stelt op basis daarvan onomwonden dat privé-investeringen in de ontplooiing van het kind op geen enkele manier door de overheid bijgehaald kunnen worden.
En ook over de oplossing voor deze situatie bindt Morgan er geen doekjes om. “De voordelen voor de gemeenschap van nauwe traditionele familiebanden zijn dermate gigantisch dat het gezin beter beschermd dan bestreden zou worden door de overheid.” Na het doorworstelen van alle data uit dit boek, kan geen enkele eerlijke lezer zichzelf nog rationeel voorhouden dat “medeleven” en “sympathie” enkel maar kunnen bestaan binnen een welvaartsstaat. Het perverse aan dit systeem is net dat het, bewust of onbewust, de persoonlijke verantwoordelijkheid van mensen terugschroeft en dat tracht te compenseren met een omnipotente en omnipresente overheid. De welvaartsstaat vernietigt het traditionele gezin en alle voordelen die daarmee gepaard gaan en brengt kinderen zware schade toe door de gelijkschakeling van hun opvoeding en het kunstmatig weggommen van hun verschillen.
“Vrijwillige interactie tussen gezinnen binnen een familie moet de eerste bron van welzijn en steun zijn,” besluit Patricia Morgan. En ik kan haar daar enkel maar gelijk in geven. Het is immers inherent aan de overheid als instituut dat middelen verspild worden, vrijheid en verantwoordelijkheid op het collectief afgewenteld worden en enorme misallocaties op de markt teweeggebracht gaan plaatsvinden. De overheid zou dan ook maar de allerlaatste toevlucht van de mensen mogen zijn, en eigenlijk bij voorkeur zelfs dan niet. Het is dan ook hard voor klassiek-liberalen om vandaag te moeten vaststellen dat de overheid in meer en meer maatschappelijke domeinen de eerste toevlucht geworden is. En ook al is de negatieve fall-out van deze “overheid eerst”-doctrine ondertussen voor elke econoom die naam waardig duidelijk, de situatie omkeren zal andermaal een werk van lange adem worden. Maar hopelijk kan dit schitterend boek van Patricia Morgan het debat terug op gang trekken. Want anders ziet het er niet goed uit voor onze kinderen.
Deze recensie verscheen ook in Blauwdruk en bij In Flanders Fields.
Meer over dit boek van Patricia Morgan op www.iea.org.uk.
5 Reacties:
- At 10:30 Anoniem said...
-
Moedige analyse van een toestand waar antiklerikalen (liberalen) doorgaans doof en blind voor blijven. Hun dogmatisch 'progressivisime' promoot homo's en scheidingen, abortus en euthanasie, drugs en tienermoeders. Allemaal goed en wel. Vrijheid blijheid weet u wel. Alleen is het pervers om dit soort gedrag dan wel te gaan subsidiëren. Burgers zijn vrij om al die dingen te doen. Maar dan draaien ze wel zelf op voor de gevolgen.
- At 15:03 Anoniem said...
-
Ik vind dit allemaal niet meer dan normaal. Wie kinderen wil, betaalt ervoor. Wie zijn relatie stopzet, draait op voor de gevolgen. Dat is toch de logica zelve?
- At 15:43 Anoniem said...
-
Dat men zijn partner verliest, is toch niet altijd de schuld van de persoon in kwestie?
- At 15:58 Vincent De Roeck said...
-
Margot, is dat dan de schuld van de samenleving in de plaats of wat?
- At 21:38 Anoniem said...
-
Vincent haalt hier de kern van het libertarisme aan: individuele verantwoordelijkheid. Niemand dwingt zichzelf in een benarde situatie, maar of dat uiteindelijk gebeurt of niet, per toeval of deels uit eigen schuld, of dat de penarie veroorzaakt wordt door afkomst, is erg en zal bij vele mensen verontwaardiging oproepen, maar in de grond kan men die penarie niet gaan afwentelen op mensen die daar zeker en vast niets met te maken hebben. Moraliteit is individueel en als de verontwaardigde mensen écht menen wat ze zeggen (vaak niet denk ik, de grootste moralisten zijn tegelijkertijd de grootste hypocrieten) zullen zij wel zorg dragen voor de mensen in de penarie. Het is alleen totaal onaanvaardbaar dat deze groep valse verontwaardigden hun zieleheil gaan afkopen op kosten van de gemeenschap. En laat dat laatste nu net de kern van onze welvaartsstaat uitmaken.